Permanente tentoonstellingen – Turf
Turfwinning in de Gelderse Vallei
In het gebied dat nu de Gelderse Vallei is, lagen verschillende veengebieden, die voor het grootste gedeelte uit hoogveen bestonden. Het grote veengebied ten oosten van Rhenen werd de ‘Rhenense Veenen’ genoemd. In deze omgeving zal later Veenendaal ontstaan.
De mogelijkheden van de dikke veenlaag in dit gebied werden al vroeg ontdekt door de inwoners van de nederzettingen in de buurt, zoals Rhenen, Bennekom en Ede. Zij waren het die op kleine schaal begonnen met de ontginning en turfwinning van de Rhenense Veenen. Het veen werd eerst afgegraven maar later schakelde men over op de natte methode. Dat wil zeggen: het baggeren en laten drogen van het veen. Het veen bij Veenendaal was namelijk nogal drassig door de slechte afwatering. De bewoners ontwikkelden een systeem waarbij stukken veen gezamenlijk werden bewerkt. Een gemeenschappelijk stuk grond werd een ‘meent’ genoemd.
De turfwinning was een intensieve bezigheid. De turfstekers voeren in lange schuiten met een platte bodem naar de veengronden. Met deze veenaken werd de uit het veen gemaakte turf ook afgevoerd. Voordat het zover was, moest er heel wat gebeuren. Eerst werd in een plas het riet gemaaid, dat over een aangrenzend stuk grond werd uitgespreid. Intussen werd de aak gevuld met bagger dat met een zogenaamde ‘baggerbeugel’ uit de veenplas geschept was. Het gemaaide riet werd in de aak vermengd met de bagger. De bagger kreeg hierdoor meer stevigheid. Daarna voeren de turfstekers met hun aak naar een akker. De met riet vermengde bagger werd met kruiwagens over de akker verspreid. Het mengsel werd op de akker gebracht tot een laag ontstond met een dikte van ongeveer 25 cm.
De turfwerkers liepen met turfplankjes onder de klompen over de akker en stampten de laag bagger vermengt met riet aan om zo het water er uit te persen. Na het aanstampen werd met een afschrijfapparaat een rechthoekig lijnenpatroon aangebracht. Nadat men het veen enkele weken
had laten drogen, werd begonnen met het steken van de turven. Tenslotte werden de turven opgestapeld om verder te laten drogen. Deze stapels turven werden vuren genoemd. Turf was vanaf de 15e eeuw een belangrijke brandstof. Het werd gebruikt voor het koken van eten en verwarming van huizen.
Vanaf de 17e eeuw werd de vraag naar turf groter vanwege de opkomst van allerlei huisnijverheid en kleine industriële bedrijvigheid. Een goede afwatering was een belangrijke voorwaarde om turf te kunnen winnen in de Rhenense Veenen. Daarnaast moest de turf ook vanuit het veen afgevoerd kunnen worden.
Deze tentoonstelling is permanent aanwezig in het museum.
De tentoonstellingen:
- Wol
- Turf
- Veenendaal in oorlogstijd
- Veenendaal tijdens de watersnoodramp
Bezoekersinformatie
Di t/m vr 10:00-17:00 uur
Za: 10:30-17:00 uur
Zo t/m ma Gesloten
Iedere 1e zondag van de maand is het museum van 13:00-17:00 geopend.