Permanente tentoonstellingen – Wol
Het ontstaan van de textielindustrie
In de winter was het vanwege de weersomstandigheden voor de veenarbeiders niet altijd mogelijk om turf te winnen. Om toch enige inkomsten te hebben, kochten de veenarbeiders wol van boeren in de omgeving.
Toen vanaf het midden van de 18e eeuw de turfwinning terugliep, was het dus een vrij logische stap voor veenarbeiders om in de wolindustrie te gaan werken. De arbeiders kwamen in dienst van wolkammersbazen. Ze namen de wol vervolgens mee naar huis en daar sponnen hun vrouwen en dochters de wol op een spinnewiel tot draden. De draden werden daarna getwijnd en geverfd. Dit garen, ‘sajet’, werd gebruikt als breigaren voor kousen of werd verkocht aan wevers.
De wevers in Veenendaal hadden het moeilijk. Zij moesten concurreren met wevers in de grote steden aan wie de wolkammersbazen ook hun sajet kwijt konden. Daarbij was voor de aanschaf en het bedienen van de weefgetouwen veel meer geld en vakkennis nodig dan voor het wassen, kammen en spinnen van wol.
De textielfabrieken van Veenendaal
Na 1850 werd de wol steeds meer in fabrieken in plaats van in huis bewerkt. Een deel van deze textielfabrieken ontstond uit de wolkammerijen; maar ook fabrikanten van buiten Veenendaal begonnen hier een bedrijf. Dit waren o.a. de Scheepjeswol, de Veenendaalse Stoomspinnerij en Weverij (VSW), de Frisia, de Hollandia, Nevada en De Karrewat.
Scheepjeswol
Dirk Stevenszoon van Schuppen was één van de grootste wolkammersbazen. Hij bouwde zijn bedrijf, D.S. van Schuppen en Zoon, uit tot een textielfabriek. Om garens goedkoper te kunnen verkopen, liet hij vanaf 1838 een deel van de garens machinaal spinnen in Leiden. Na het overlijden van Dirk in 1855 nam eerst zijn weduwe en later zijn zoon Steven het bedrijf over. Hij moderniseerde het bedrijf verder door in 1859 in zijn wolspinnerij een stoommachinein gebruik te nemen. De fabriek van Wed. D.S. van Schuppen en Zoon kreeg daardoor een wel erg lange naam: N.V. Veenendaalsche Sajet- en Vijfschachtenfabriek v.h. Wed. D.S. van Schuppen. De fabriek aan de Zandstraat werd daarom ook wel aangeduid als de ‘D.S.’ of ‘De Schup’. Maar het meest bekend is de fabriek onder de naam de ‘Scheepjeswol’.
Eind 19e eeuw werkten ruim 300 mensen bij de Scheepjeswol. De arbeiders hadden het in vergelijking met andere textielfabrieken in Nederland betrekkelijk goed. Het organiseren van verschillende activiteiten zorgde ervoor dat het personeel een sterke band kreeg met de fabriek. Zo werd door het personeel in 1897 een muziekkorps opgericht. De Scheepjeswolharmonie bestaat nog steeds.
VSW
De eigenaren van de in 1861 opgerichte VSW kwamen uit Amsterdam. Zij kozen Veenendaal vanwege de relatief lage lonen, de gunstige ligging aan twee spoorlijnen en het feit dat in Veenendaal de wolindustrie al bekend was. De productie was niet alleen bestemd voor de binnenlandse markt maar
ook voor Nederlands-Indië. Het bedrijf aan de Zandstraat groeide uit tot de grootste fabriek van Veenendaal.
De fabriek stond bekend als ‘De groote fabriek’. Veel Veenendalers waren voor hun verdiensten afhankelijk van de VSW, maar de arbeidsomstandigheden waren slecht. Door het vele stof hadden veel werknemers last van longaandoeningen. De lonen waren lager dan bij de Scheepjeswolfabriek. Dit zorgde voor onvrede bij het personeel. In 1883 brak een conflict uit vanwege een loonsverlaging Ook in de jaren daarna volgden er nog vele stakingen.
De directie toonde zich meestal niet gevoelig voor de situatie van de werknemers. Op 30 april 1913 brandde de spinnerij af. Dit leidde tot vele ontslagen. Het bedrijf ging in 1979 vanwege (buitenlandse) concurrentie failliet
Frisia
Het eerste gebouw in Veenendaal met elektrische verlichting was de door Dirk van Woudenberg in 1884 gestichte ‘Machinale Sajetfabriek D. van Woudenberg’ aan de Kerkewijk 8, op de plek waar nu Theater ‘De Lampegiet’ staat. In 1907 werd de fabriek door brand verwoest. Na de herbouw kwam het bedrijf in handen van J.L. Feitz uit Hilversum. Hij was van oorsprong een Fries, de naam van zijn bedrijf N.V. Frisia Wolspinnerij, verwees hiernaar. Vanaf 1950 ging het bergafwaarts met de
Frisia. In 1954 verhuisde het bedrijf naar Hollandia aan het Verlaat. De gebouwen werden overgenomen door de VSW.
Hollandia
De basis van de Hollandia Wol- en Kousenfabrieken werd gelegd door de gebroeders Hendrik en Jacob van Leeuwen. Zij waren van oorsprong wolkammersbazen en kochten in 1894 een voormalige bierbrouwerij aan het Verlaat. Van hieruit werd de fabriek steeds uitgebreid: in 1939 werkten er 700
arbeiders.
Neveda
In 1943 verhuisde de Leidsche Wolspinnerij een belangrijk deel van haar productie naar Veenendaal en kocht de Nederlandsche Wolspinnerij (NEWO) aan de Spoorlaan 2 op. Het bedrijf had een kammerij en een ververij en het verkocht Smyrnawol voor het knopen van tapijten. De breigarens die het bedrijf vervaardigde werden over heel de wereld bekend onder de merknaam ‘Neveda’, een combinatie van letters uit NEWO en Veenendaal. In 1981 werden alle afdelingen vanuit
Leiden naar Veenendaal verplaatst. Maar al in 1988 ging het bedrijf failliet. Het fabrieksgebouw werd in 1990-1991 gesloopt. In de jaren ‘70 en ‘80 van de 20e eeuw verdwenen bijna alle textielfabrieken. Oorzaak waren onder andere het wegvallen van de markt in Indonesië en de concurrentie uit de lage-lonen landen.
Deze tentoonstelling is permanent aanwezig in het museum.
De tentoonstellingen:
- Wol
- Turf
- Veenendaal in oorlogstijd
- Veenendaal tijdens de watersnoodramp
Bezoekersinformatie
Di t/m vr 10:00-17:00 uur
Za: 10:30-17:00 uur
Zo t/m ma Gesloten
Iedere 3e zondag van de maand is het museum van 13:00-17:00 geopend.