Permanente tentoonstellingen – Veenendaal tijdens de watersnoodramp
De watersnood van 1855
De winter van 1854-1855 was een strenge winter met veel sneeuw en ijs. In januari zorgden stormvloeden voor opstuwing van het peil van het rivierwater. Toen het daarna weer begon te vriezen, lag er een enorme ijsmassa in de rivieren.
Eind februari trad in Duitsland de dooi in. Het smeltwater stuwde het waterpeil nog verder op, terwijl de rivieren in Nederland op sommige plaatsen nog bevroren waren. Dit leidde tot de vorming van grote ijsdammen van ijsschotsen. Zo raakte de Rijn op 5 maart 1855 verstopt en steeg het water achter een ijsdam.
Toen de ijsschotsen in beweging kwamen werd de druk op de dijk te groot en brak de Grebbedijk door. In de nacht van 5 op 6 maart 1855 klonken er vanaf de Wageningse berg vier kanonschoten als teken dat de Grebbedijk was doorgebroken. Een grote vloedgolf nam vele ijsschotsen mee. De Gelderse Vallei kwam van Achterberg tot Amersfoort onder water te staan.
Ook Veenendaal ontkwam niet aan de watersnoodramp. Een bode te paard was naar het dorp
gereden om de inwoners tot vluchten op te roepen. Een groot deel van de bevolking van Veenendaal gaf daar gehoor aan en vluchtte naar de Oude Kerk op de Markt of naar de Stichtse molen op de Molenpol (nu Molenstraat). Net als bij de Vendel en de Nieuweweg bleef het hier droog, maar op sommige plekken kwam het water heel hoog te staan zoals het in 1955 onthulde monument aan de Kerkewijk aangeeft, wel tot 2.70 meter. Bij ‘de Roode Haan’ stond het water zelfs bijna negen meter hoog. Niet iedereen wist op tijd een veilige plek te vinden.
Koning Willem III bezocht op zondag 11 maart het rampgebied. In Veenendaal kwam hij naar de Oude Kerk op de Markt. Hij had levensmiddelen meegenomen voor de vluchtelingen. Ook schonk hij Veenendaal 1000 gulden en regelde via een minister dat alle kerken op zondag 18 maart een collecte hielden. Burgemeester H. van de Poll voelde zich gesteund door de koning en vroeg de commissaris van de Koning in Utrecht, Mr. S. Baron van Heemstra, om hulp. De commissaris stelde de ‘Commissie voor de noodlijdenden door den watersnood te Veenendaal’ in die de hulp moest organiseren.
De commissie regelde dat alle vluchtelingen konden worden ondergebracht in de Geertekerk in Utrecht. Niet alle vluchtelingen wilden naar Utrecht maar de meesten vertrokken met een speciale trein die hen van Emmikhuizen naar Utrecht bracht. In de Geertekerk was van alles voor de vluchtelingen geregeld, zoals slaapplaatsen. Ook had men een vaste dagindeling voor de
vluchtelingen gemaakt.
De Utrechtenaren hadden er een attractie bij. Wie belangstelling had mocht op vertoon van een ‘bewijs van toegang’ vanachter een hekje gratis naar de vluchtelingen kijken. Op zondag 25 maart waren er 1433 bezoekers! Giften mochten alleen in een bus bij de ingang van de kerk gedaan worden en dus niet aan de vluchtelingen bij het hek gegeven worden.
Toen de watersnood voorbij was, bood de commissie de commissaris van de Koning in Utrecht een zilveren inktpot aan. Hij kreeg deze zoals te lezen is op de inktpot: ‘Uit erkentelijkheid voor verleende hulp en bijstand gedurende den watersnood van 1855’. Deze inktpot is nu één van de pronkstukken in het museum en bevindt zich dan ook in de zogenoemde ‘Schatkamer’.

Deze tentoonstelling is permanent aanwezig in het museum.
De tentoonstellingen:
- Wol
- Turf
- Veenendaal in oorlogstijd
- Veenendaal tijdens de watersnoodramp
Bezoekersinformatie
Dinsdag t/m vrijdag: 10:00-17:00 uur
Zaterdag: 10:30-17:00 uur
Zondag t/m maandag: gesloten